
Jurisprudentie
AL1474
Datum uitspraak2003-09-24
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200205613/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200205613/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 12 februari 2002 heeft de gemeenteraad van Coevorden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 februari 2002, het bestemmingsplan "Brandweerkazerne Boelkenweg Sleen" vastgesteld.
Uitspraak
200205613/1.
Datum uitspraak: 24 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellanten sub 3], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2002 heeft de gemeenteraad van Coevorden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 februari 2002, het bestemmingsplan "Brandweerkazerne Boelkenweg Sleen" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 augustus 2002, kenmerk 6.2/2002001940, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief van 15 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2002, [appellanten sub 2] bij brief van 5 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2002, en[appellanten sub 3] bij brief van 15 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 februari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 28 maart 2003. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2003, waar [appellante sub 1], in persoon, [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door [appellante sub 1], [appellanten sub 3], vertegenwoordigd door [appellante sub 1], en verweerder, vertegenwoordigd door E. Saathof, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door R.J. Wijnholds, ambtenaar van de gemeente, en [gemachtigde], gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een brandweerkazerne aan de Boelkenweg te Sleen. De westzijde van het plangebied grenst aan de percelen van een medisch complex. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een open ruimte met daarachter een begraafplaats. Aan de oostzijde van het plangebied loopt de provinciale weg N376.
Verweerder heeft het plan bij het bestreden besluit goedgekeurd.
2.3. Allereerst heeft [appellante sub 1] enige bezwaren ten aanzien van de inspraakprocedure en de procedure van het ontwerp-plan.
2.4. De Afdeling stelt vast dat appellante een klacht heeft ingediend ten aanzien van de inspraakprocedure.
Niet is gebleken dat de inspraakprocedure op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden. De gemeenteraad heeft de mogelijkheid geboden de ten aanzien van de inspraak relevante stukken in te zien. Verder is niet gebleken dat het door appellante bedoelde op 26 april 2001 gepubliceerde krantenartikel de burger heeft ontmoedigd gebruik te maken van de inspraakprocedure of dat het gebruik maken van de inspraakprocedure anderszins is belemmerd dan wel bemoeilijkt.
Voorts is niet gebleken dat de gemeenteraad de wettelijke bepalingen terzake de bestemmingsplanprocedure niet in acht heeft genomen. De door het korps vrijwillige brandweer Sleen verstuurde brief van 17 december 2001 aan de inwoners van het dorp Sleen doet daar niet aan af. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de brief niet van gemeentewege is verstuurd.
2.5. Appellanten stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan.
[appellanten sub 3] menen dat het plan een wijziging inhoudt ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, waarin de groenvoorziening aan de Boelkenweg was gewaarborgd. Zij voeren verder aan dat het karakteristieke dorpsgezicht van Sleen wordt aangetast, dat de functie van de groenvoorziening teniet wordt gedaan, dat de in het plan voorziene brandweerkazerne te dicht op het kerkhof ligt en dat de bereikbaarheid van de brandweerkazerne problematisch is gelet op de aard van het verkeer op de Boelkenweg. Verder lijkt het appellanten voor de hand te liggen dat de brandweerkazerne naar het al bestaande bedrijventerrein ten zuiden van Sleen wordt verplaatst. [appellante sub 1] wijst in dit verband op diverse alternatieven. In verband met de Brochure Bedrijven en Milieuzonering (hierna: Brochure) meent zij dat de afstand tussen de brandweerkazerne en de omliggende bebouwing 50 meter dient te zijn.
[appellanten sub 2]. vrezen daarnaast dat hun woon- en leefklimaat wordt aangetast en dat de waarde van hun woning zal dalen, onder andere doordat een 20 meter lange blinde muur tegenover hun woning zal verrijzen die het uitzicht beneemt en afbreuk doet aan de sociale veiligheid.
2.6. De gemeenteraad heeft diverse alternatieven onderzocht voor de locatie van de brandweerkazerne en het plangebied het meest geschikt bevonden. Hij stelt dat slechts een beperkt deel van de groenvoorziening in het plangebied ligt zodat het huidige gebruik gewoon doorgang kan vinden op de resterende ruimte. Daarnaast acht de gemeenteraad de afstand tussen de begraafplaats en de brandweerkazerne alleszins acceptabel. Voorts stelt de gemeenteraad zich op het standpunt dat aan de wettelijke geluidsnormen wordt voldaan en dat de nodige aandacht aan de sociale veiligheid zal worden geschonken.
2.7. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en kan instemmen met het standpunt van de gemeenteraad.
2.8. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt. De Afdeling overweegt hiertoe als volgt.
2.8.1. Vaststaat dat ten gevolge van het plan een deel van de groenvoorziening ten noorden van de Boelkenweg zal verdwijnen. Niet is gebleken dat de omstandigheid dat het resterende gedeelte van de groenvoorziening grotendeels aan het zicht vanaf de Boelkenweg wordt onttrokken afbreuk doet aan het gebruik daarvan. Daarnaast heeft het plan, anders dan appellanten menen, niet tot gevolg dat het resterende gedeelte van de groenvoorziening niet meer te gebruiken is voor openluchtrecreatie zoals deze thans plaatsvindt. Het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van de planvoorschriften geldt namelijk slechts voor het plangebied en niet voor het daaromheen liggende resterende gedeelte van de groenvoorziening.
2.8.2. De Afdeling overweegt dat het karakteristieke dorpsgezicht onder meer bestaat uit het monumentale gemeentehuis, de uit de Middeleeuwen daterende oude kerk en de oude brink. Tussen het gemeentehuis en het plangebied staat een gezondheidscentrum uit de jaren tachtig. Daarnaast wordt het gebied rondom het plangebied gekenmerkt door de open structuur van de bebouwing.
Gelet op de afstand van de kazerne tot de karakteristieke en monumentale bebouwing, alsmede de situering en vormgeving van de kazerne heeft verweerder in redelijkheid ervan uit kunnen gaan dat het plan niet zal leiden tot een wezenlijke aantasting van het karakteristieke dorpsgezicht en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de open structuur van de bebouwing in het omliggende gebied.
2.8.3. Blijkens de Brochure geldt voor brandweerkazernes een tot woningen aan te houden minimale afstand van 50 meter in verband met geluid. De in de Brochure genoemde afstanden zijn indicatief waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken.
Een aantal woningen staat op een kortere afstand dan 50 meter van de brandweerkazerne.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat voor de brandweerkazerne een milieuvergunning is vereist waarin aandacht zal worden besteed aan het geluidsaspect. Daarnaast zal aan de zuidgevel van de brandweerkazerne een geluidsscherm worden geplaatst en zal de geluidsoverlast zoveel mogelijk worden beperkt door het maken van zogenoemde werkafspraken.
Gezien het vorenstaande is aannemelijk dat de geluidsoverlast bij de verwezenlijking van het plan zodanig kan worden beperkt dat verweerder de indicatieve afstanden uit de Brochure op de wijze heeft mogen hanteren zoals hij bij het bestreden besluit heeft gedaan.
2.8.4. Vaststaat dat het plan leidt tot een vermindering van het woon- en leefgenot van [appellanten sub2], waaronder een verminderd uitzicht.
De Afdeling overweegt in dit verband allereerst dat geen recht op blijvend uitzicht bestaat. De kortste afstand tussen de woning van appellanten en de in het plan voorziene blinde muur van de brandweerkazerne is, gelet op de plankaart, ongeveer 63 meter. Blijkens artikel 3, tweede lid, onder b, van de planvoorschriften bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 11 meter. Met gebruikmaking van de vrijstelling zoals opgenomen in artikel 6, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften kan deze hoogte maximaal 12,1 meter zijn. Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft verweerder er in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat het plan niet tot een ernstige aantasting van het uitzicht leidt.
Voorzover appellanten vrezen voor aantasting van de sociale veiligheid overweegt de Afdeling dat is gebleken dat het plan de mogelijkheid biedt tot een zodanige verwezenlijking daarvan dat de sociale veiligheid kan worden gehandhaafd.
Een en ander in aanmerking genomen heeft verweerder in redelijkheid kunnen stellen dat het woon- en leefgenot van appellanten niet in ernstige mate zal worden aangetast.
2.8.5. De Afdeling overweegt dat, gelet op het brede straatprofiel van de Boelkenweg, de geringe afstand tot de oprit van de N376 en de relatief beperkte frequentie van uitrukken, verweerder in redelijkheid ervan uit heeft kunnen gaan dat de kazerne geen ernstige belemmering vormt voor of hinder ondervindt van het bestaande verkeer.
2.8.6. De Afdeling is van oordeel dat verweerder, de ligging van de begraafplaats en de afstand van de brandweerkazerne tot de begraafplaats, met een eventuele uitbreiding, in aanmerking genomen, ervan uit heeft kunnen gaan dat de rust op de begraafplaats niet ernstig zal worden verstoord.
2.8.7. Tenslotte overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich, gelet op het vorenstaande, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet. Overigens is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat bij de voorbereiding van het plan diverse alternatieve locaties zijn onderzocht, doch dat deze minder geschikt zijn bevonden.
2.8.8. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
De beroepen zijn ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. Vis, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Vis w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2003
176-409.